Ik heb enige tijd in de veronderstelling verkeerd dat ik zo’n beetje alles wist over de historische korfimkerij wat erover te weten viel. Hoe hovaardig kan een mens zijn. Er ging sindsdien geen seizoen voorbij, of ik ontdekte weer iets wat me al die tijd volslagen ontgaan was. Aan de andere kant: al die kennis die ik vergaard had, zorgde er wel voor dat ik snapte wat ik zag. Een mooi voorbeeld van een kennisgat waarmee ik jaren heb rondgelopen, is de paddenstoel waarmee de korfimkers tot in de twintigste eeuw hun bijen bedwelmden om bij de honing te kunnen: de bovist.
In 1597 schrijft Dirk Cluyt in zijn boek Vande Byen het volgende (Het staat ergens in het ‘tweede boek’):
De sommige hebben wel een lichter maniere om te doden/ en[de] nemen bult ofte Wolfscheet also genae[m]t/ het wast gaerne op santachtige plaetsen/ ende is int begintsel vant wassen wit ende ront/ ende alst drooch is so stuyvet ende is int aensien gelijc een spongie/ hier af is dat sommige een stucxken op een coole vyers leggen/ ende stellen alsoo den corf over dien rooc/ daer af sy terstont sterve[n] ende neder vallen.
Hier maakt Cluyt een fout. De paddodampen van de bovist werden niet gebruikt om de bijen te doden, maar om ze te bedwelmen, zoals ik zei. De bedoeling was dat de bijen in katzwijm van de raten vielen. Dat weet ik zeker, omdat er verschillende recentere bronnen bestaan waarin dat staat.
Enige tijd heb ik gedacht dat het ging om de reuzenbovist: grote, gladde witte ballen, die overigens zeer eetbaar zijn. Ooit kocht ik er een paar bij een Leidse groenteboer. Ik sneed er dikke plakken van en bakte ze in de margarine. Studentenvoer. Het kwam toen niet eens in me op dat een uitje erbij misschien wel een aardig idee zou zijn.
Ik had duidelijk niet goed gelezen en me op het verkeerde been laten zetten door ‘ende is int begintsel vant wassen wit ende ront’. (‘Wassen’ betekent ‘groeien’.) Als je verder leest, dan snap je welke paddenstoel bedoeld is: ‘ende alst drooch is so stuyvet ende is int aensien gelijc een spongie’. Ik was weer eens te gehaast. Ik sluit niet uit dat ik ook de verkeerde paddenstoel voor ogen kreeg door die Leidse groenteboer.
Door een artikel in Onze Taal (September 2021) werd alles pas volkomen duidelijk. Het artikel ‘Van duivelsbrood tot peperboleet’ van Berthold van Maris dat gaat over de naamgeving van paddenstoelen in het Nederlands, is volledig gebaseerd op het proefschrift van Anneke van der Putte (2021). Van Maris schrijft:
Bovisten (of stuifzwammen) vielen ook op: door hun vorm, maar vooral ook omdat volgroeide exemplaren, als je ertegen schopt, een wolkje van sporen uitscheiden en daar soms een geluidje bij maken dat klinkt als een scheet. Clusius, een Vlaamse botanist, beschrijft in 1601 hoe in zijn jeugd kinderen op bovisten sprongen om een flinke wolk van sporen met een plof te laten ontsnappen. Bovisten werden ook gebruikt door imkers. Ze werden in brand gestoken en de rook die ze veroorzaakten, werd gebruikt om bijen mee te bedwelmen. Een nuttige paddenstoel dus.
Het proefschrift van van Van der Putte staat online. Tot mijn grote vreugde heeft ze gebruik gemaakt van mijn afstudeerscriptie. Ik ben geciteerd. Nu kan ik sterven. Frustrerend is dan wel dat je op zoek bent naar nieuwe informatie, om vervolgens je eigen schrijfsels terug te vinden!
Lobelius 1581, p. 310: “De Was-macckers vergaderen dese in haeren tijt / ende ghebruyckense om de bien mede te versmooren als sy was vanden honich scheyden.” In het werk van Dirk Cluyt (L. Clutius, hortulanus in Leiden), getiteld Van de Biën Haeren wonderlyken oorspronk, uit 1597, dat geschreven is als een samenspraak tussen de auteur en Carolus Clusius, wordt eveneens bovist of wolfscheet gebruikt om bijen te doden. Niet alle bijen sterven dan, zegt hij, want een deel kan zijn kopje steken in lege ‘honigraatcellekens’ en zo de rook vermijden. De Coo (2015) stelt echter dat Cluyt daarbij een fout maakt en dat bijen niet sterven van bovist-dampen, maar alleen bedwelmd raken. Ook in de Beknopte handleiding voor bijenhouders in Amsterdam uitgegeven in 1835 (zonder auteursvermelding), staat dat bovist gebruikt kan worden (naast tabaksrook) voor het bedwelmen van bijen (resp. p. 122, p. 70), maar dat het verder onschadelijk voor ze is. Cluyt’s uitspraken worden een kleine eeuw later nog letterlijk overgenomen in Nylands Den ervaren hvys-hovder, oft Medicyn-winckel, zynde het deel III. van het Vermakelyck landt-leven, uitgegeven in Brussel 1687. De opvatting van De Coo dat bijen niet sterven door bovist-dampen, wordt ook ondersteund door een uitspraak van Houttuyn in 1783. Deze zegt dat in zijn tijd zwavel wordt gebruikt om bijen te doden, maar:“Ten ware het mogt zyn, dat men op de voorgaande manier [met damp van aangestoken-bovist] dezelven in ’t Leven behield” (Houttuyn 1783, p. 678)
(Voetnoot 107, pagina 97)
Het woord ‘bovist’ wordt overigens ook vaak gebruikt voor tonderzwammen, die zoals bekend gebruikt werden om vuur te maken; de ‘tondeldoos’ moet een soort primitieve aansteker geweest zijn. In de medische wereld van lang geleden werd bovist verder gebruikt om bloed te stelpen. Nog een voetnoot uit het proefschrift:
Ook Houttuyn (1783, p. 678):“De Engelschen persen de Bovist, nog vochig zynde, uit, droogenze in de Oven en maaken ’er dus Tontel van, die aangestoken en onder de Byekorf gelegd, de Byen bedweld doet neervallen. Hier te Lande gebruikt men daar toe, zeer vaardig en mooglyk beter, zonder Stank, den Damp van brandende Zwavel”.
(Voetnoot 134, pagina 184)
Toen ik kort geleden een video plaatste op YouTube waarin ik laat zien hoe je korven afzwavelt (Zie ook een recente blog), steeg er op het forum licht protest op: waarom geen salpeter? Goeie vraag inderdaad. Misschien dat ik volgend jaar geen salpeter ga proberen, maar bovist. Nu weet ik wat erover te weten valt. Zelfs een promovenda komt bij mij om raad vragen.