Wat ik in 2023 geleerd heb

Share this post

2023 was een enerverend jaar. Ik was ellendig uit de winter gekomen, met bijna al mijn kastvolken dood. Er was in mijn spaarkasten, negen geloof ik, één moertje levend tevoorschijn gekomen, omringd door een tennisbal bijen. En dan moet ik er nog bij vermelden dat ik bij de oxaalzuurbehandeling in december verzwakte volken op elkaar had gestapeld om als verenigd volk misschien wat sterker voor de dag te komen bij de voorjaarsinspectie. Zonder die ingreep was die laatste moer wellicht ook verkommerd.

De korven daarentegen waren veel beter uitgewinterd. Het waren er aanvankelijk vijf, maar eentje bleek half april onoverkomelijke moerproblemen te hebben. Ik stootte het volkje in de kieps, ik vermoordde de moer en ik liet de bijen afvliegen op de andere korven. Ook de lattenvolken winterden veel beter uit dan de spaarkastvolken. Natuurbouw won het glansrijk van kunstraat, de enige onderscheidende factor die ik kan bedenken. Zouden al die imkers die een kwestie maken van de celmaat dan toch gelijk hebben

Omzetten

Dit voorjaar heb ik voor het eerst korven omgezet. Ik heb sterk de indruk gekregen dat dat omzetten doet wat het belooft: de korven gelijktijdig laten zwermen, alhoewel je nu ook wel zou willen weten wat er gebeurd was als je niet had omgezet: sterke volken kunnen héél snel op gelijke sterkte komen, ook zonder fratsen.

Interessant was het gedrag van een volk dat veel kleiner was dan de rest. Dat zwermde als eerste en het bouwde de korf ook niet zo mooi uit. Kortom, je lijkt met dat omzetten toch ook wel verwarring te veroorzaken, iets te forceren.

Mijn plan was om de korven af te jagen en dan de nazwermen te laten afkomen op een moment dat het mij zou uitkomen; ik wilde namelijk wel eens oefenen met de zwermfuik, waarvan ik net een exemplaar had aangeschaft.

Jagen

Ik ging jagen op de laatste vrijdag van de meivakantie. Dan zouden de nazwermen kunnen afkomen op de vrijdag twee weken daarna, als ik op het werk zou zijn, maar ik gokte erop dat ze op zijn vroegst zouden afkomen vanaf dag vijftien na de jagers.

Het lukte niet. Toen ik bij de tweede korf de moer er ook al niet uitkreeg en ontevreden was over het aantal bijen in de kieps, gaf ik het op. Les: jagen doe je met lekker vliegweer, als de bijen ook uit zichzelf hadden kunnen zwermen, als de darren actief zijn, als er bruidsvluchten hadden kunnen plaatsvinden. En het was dus geen lekker weer. Hoe dan ook, als je bij de eerste korf merkt dat ze niet willen lopen, kappen ermee.

Voorzwermen

Ondertussen ontwikkelden die volken zich verder. Op de donderdag daarna sloeg het weer om. De eerste voorzwerm trof ik aan het einde van de werkdag aan, onderaan een dikke tak van de oude appelboom waar de korven onder stonden, een mooie, compacte bol. Ik had geluk gehad.

De drie andere korven zwermden de volgende dag, zo ontdekte ik op zaterdagochtend toen ik opnieuw wilde gaan jagen. Ik was te laat. Zoiets zie je meteen als je de korf van zijn plaats neemt: het aantal bijen op de plank is gedecimeerd. Leren balen is een onderdeel van de imkerij. Imkeren is ook een oefening in geduld en zelfs een klein beetje lijden, zo nu en dan.

Nazwermen

De nazwermen kwamen af op de zondag en de maandag daarop, herinner ik mij – maandag is sinds jaar en dag mijn vrije dag. Ik heb als een oude baas bij mijn korven de zwermwacht zitten houden. Na al die jaren heb ik mij daar wel bij leren neerleggen: als je zwermen verwacht, dan moet je er zijn, de hele dag. Neem je boek maar mee.

Ik schrijf dit pas in september, dus ik herinner mij de details niet meer. Ik herinner me wel dat ik een nazwerm uit een appelboom heb moeten halen. Dus ook dit jaar was ik óf niet in de gelegenheid om er de hele tijd bij te zijn, óf ik was weer eens te ongeduldig, een van de twee. Les: zitten zal je, en wachten, wachten, wachten. Kleine troost: met stabiel zomerweer komen de zwermen uiterlijk rond het middaguur af.

Ik had van vier opzetters/overstanders/wintervolken/vazelbijen dus één voorzwerm en vier nazwermen. Ik besloot ze allemaal op te zetten. Ik had namelijk de nazwermen na het doppenbreken ook ‘s avonds kunnen teruggooien op de moederstokken. Ik denk dat mijn overweging geweest is dat ik nieuwe korven met verse raten wilde hebben, om daar de afgebotste heidevolken op te gooien. Ik weet het eigenlijk niet meer.

Ik heb ook geleerd dat doppen breken onmiddellijk na de eerste nazwerm kan gebeuren. Dan zijn er veel bijen vertrokken en er zijn ook nog eens veel bijen in het veld, waardoor je royaal zicht hebt op de raten, tot heel diep in de korf; soms zie je het vlechtwerk zitten. Natuurlijk laat je een paprijp moertje voor alle zekerheid inlopen: het kan immers heel goed zijn dat iedere uitgelopen moer is meegegaan met de nazwerm.

Met de zwermfuik moet ik nog even oefenen, want daarmee was ik duidelijk te ongeduldig. Ik was keurig op tijd verder met het aanbrengen van de fuik voor het vlieggat, maar ik haalde hem te snel weg, waardoor ik later tot mijn grote ongenoegen moest ontdekken dat zich ergens in een boom een zwermtrosje begon te vormen. Daardoor begreep ik dat ik niet lang genoeg gewacht had. Ik moet kennelijk langer wachten om zeker te weten dat de moer in de fuik zit. Dat had ik misschien best kunnen weten, want ik ken verschillende filmopnamen waarin het fuikgebruik gedemonstreerd wordt. Je ziet de imker dan een stok in de grond prikken met de zwermfuik eraan, waarna die even iets heel anders gaat doen; tijd zat.

Vermeerderen

En toen kwam de vraag of ik de volken niet te veel had laten zwermen. Met name de moederstokken waren naar mijn oordeel gevaarlijk ontbijd. In het verleden heb ik altijd geprobeerd alleen de oude, afgejaagde moeren op te zetten en het nazwermen te voorkomen door doppen te breken. Een nazwerm die onverhoopt afkwam, ging onherroepelijk terug op de moederstok, zoals ik hierboven al kort beschreef. Dan kun je enorme moederstokken krijgen die al gauw verhoogd moeten worden met onderzetranden. Met die aanpak heb ik tot op heden best succes gehad eigenlijk, maar je probeert eens wat. Nieuwe ervaringen opdoen zodat je wellicht weer nieuwe dingen leert, vind ik een aantrekkelijk aspect van de bijenteelt.

Er was gelukkig niets aan de hand. Alle bruidsvluchten slaagden(!) en twee van de vier nazwermen ontwikkelden zich zeer sterk. Eén van de vier heb ik zelfs in het geheel niet hoeven voeren. Eén nazwerm ging aanvankelijk zeer goed, maar ging later dat seizoen uit als een nachtkaars. Ik denk dat ik ze in november afzwavel, als het broed eruit is. Helaas zit er nog een volk tussen dat niet echt op gang komt. Ook dat zal vermoedelijk het volgende seizoen niet gaan halen.

Maagdenzwerm

Maar dan die voorzwerm. In mei was het prachtig weer en er was geweldige dracht. Zeer tegen de gewoonte in was mei beter dan april en juni. Ik heb honing uit de kasten kunnen slingeren die helemaal in mei verzameld was. Dat gebeurt me niet zo vaak. Die voorzwerm groeide dus als een Maleier. Maar dan steekt dat beruchte korfprobleem weer de kop op: de maagdenzwermen, oftewel de zwermende zwermen, oftewel de oude moeren die opnieuw op de vleugels gaan. Ik zag het aankomen, maar ik had niet zo’n zin om er iets aan te doen. Ik dacht, komt tijd, komt raad. Die tijd werd me niet gegund, want voordat ik het wist was de maagdenzwerm weg. Er waren misschien vijf weken overheen gegaan.

Na een maagdenzwerm volgt bijna nooit een nazwerm. Dat was nu dan ook niet het geval. Ik heb verder niet hoeven ingrijpen. Tegen de verwachting in presteerde de moederstok van de nazwerm zeer goed. Die kreeg weer een sterke jonge moer en die verzamelde zo veel honing dat ik de korf nu in september nauwelijks meer kan beuren. Dat is bijzonder, want de ervaring is heel vaak dat maagdenzwermen twee flutvolken opleveren: de zwerm en de moederstok. ‘Zij zijn beide bedorven’, schreef Dirk Cluyt in 1597.

Heide

De heide was dit jaar uitzonderlijk goed. Ik ging er met de vier moederstokken heen. Met twee van de vier volken was toch iets raars aan de hand. In mei en juni waren de moederstokken allemaal zwaar en volkrijk geworden. Toch waren twee volken eind juli licht en volkarm. Hé, hoe kan dat. De droogte had weer eens genadeloos toegeslagen en ik vermoed dat die er iets mee te maken had, maar zelfs dat zou me verbazen, omdat twee volken daar kennelijk prima tegen konden en bovendien neem je van korfvolken in de loop van het seizoen niets af; die behouden gewoon alle voorraden, wat ze toch voldoende weerbaar maakt, zou je zeggen.

Op de heide werden de twee goede volken dan ook snel zwaar. Ik besloot een oude korfimkerstruc uit te proberen. Als er een heel zwaar volk staat naast een volk dat achterblijft, dan kun je de bijen uit het sterke volk bewegen om de heidehoning op te slaan bij de buren. Dat doe je door de beide korven tegen elkaar aan te schuiven en onder beide korven hetzelfde klosje te leggen. Nu kunnen de bijen ongehinderd overlopen naar elkaars korf.

Half september bleek een van de twee achtergebleven korven mooi teruggekrabbeld te zijn. Hij was niet zo ontilbaar zwaar geworden als de twee beste korven, maar er was ook niks mis mee. Die andere zwakke korf was zwak gebleven en nauwelijks zwaarder geworden. Je kunt het niet overdoen om te bepalen of de truc met het klosje gewerkt heeft, maar er zijn ook geen ongelukken gebeurd.

Tot besluit

Het korfseizoen 2023 was een groot succes. Het verlies van de zwermen was jammer, maar overkomelijk door de geweldige dracht. Het ziet ernaar uit dat ik voldoende sterke opzetters heb voor volgend jaar en ik heb twee volle emmers honing uit de korven gehaald. Laat ik ze in december maar weer bedruppelen en dan zien we wel weer.

 

Laat een reactie achter