U weet, of u behóórt te weten,
Dat beren dolgraag honing eten.
Dat gold destijds al evenzeer
Voor Bruin, de grote bruine beer.
Maar daar Bruin wist, dat niet slechts hij
Verzot was op die lekkernij,
Bedacht hij, dat hij best als baan
De honingbizznes in kon gaan.
Hij deed een aantal flinke, ferme
En produktieve bijenzwermen
In een groot aantal rieten korven.
De honing, die zo werd geworven,
Verkocht hij door aan menig klant
In binnen- en in buitenland.
De was was iets, dat óók terstond
Bij velen goede aftrek vond.
Hij diende om een aantal zaken
Daarmede waterdicht te maken.
Je nest bijvoorbeeld. En je hol
Liep ook niet meer voortdurend vol
Als regen leidde tot lekkage.
Honing en was werden een rage.
De zaak liep goed. Na korte tijd
Moest er zelfs worden uitgebreid
En op zeer grote schaal nam hij
Er nieuwe zwermen bijen bij.
Natuurlijk hielden die gewoon
Een portie honing zelf als loon.
De bijen, die de winsten zagen,
Die Bruin van hún werk weg kon dragen,
Verlangden weldra keer op keer
Ook voor zichzelf wat honing méér.
Die kregen zij ook om die reden
En iedereen was dus tevreden.
Maar zie… Na vele vele jaren
Begon men minder wél te varen,
De vraag naar honing nam plots af,
Hetgeen de Beer veel zorgen gaf.
Zijn winst werd kleiner, daarna klein
En plots bleek er verlies te zijn.
Al had Bruin in de vette jaren
Ook zóveel winst kunnen vergaren,
Dat hij nu best eens kon proberen
Daarop een poosje in te teren,
Dacht Bruin daar helemaal niet aan…
Hij wilde bijen gaan ontslaan
En zei dus, dat hij had besloten
Een aantal zwermen af te stoten.
Maar werkeloosheid is gewis
Een ramp voor wie écht nijver is
En niet alleen werkt voor zijn loon,
Maar omdat hij graag werkt gewoon.
De bijen kwamen dus bijeen
En uit hun midden sprak er één:
‘Twee wegen staan er voor ons open:
Elk voor zichzelf kan blijven hopen,
Dat hij niet zélf één dezer dagen
De korf uit moet en wordt ontslagen,
Óf elk van ons toont zich bereid
Tot een stuk solidariteit
Om hen, die onze makkers waren,
Voor ’t werkeloosheidsspook te sparen.
Dan bieden wij de Beer nu aan
– Als hij geen onzer zal ontslaan –
Om vroeger met pensioen te gaan
En ’t werk voor wein’gen over velen
Door korter werken te verdelen,
Máááár… dan ook minder loon te vragen,
Dat offer dienen wij te dragen.
’t Is elk voor zich óf elk voor allen!
Die keus mag u niet moeilijk vallen!
Dit goede voorbeeld dient gesteld
Aan wie alléén maar denkt aan géld.
Als wij dit offer willen dragen
Mag men ook Bruin een offer vragen.
Zo dwingen wij hem goed te doen
Vóór zijn, maar dóór ons goed fatsoen
En zo alleen draagt elke bij
Bij tot een betere maatschappij,
Waarin het recht te mogen werken
Niet afhangt van het recht der sterken…’
De bijen dachten even na
En zoemden dra volmondig: ‘Ja.’
En dankzij hun zo nobel streven
Is Bruins bedrijf in stand gebleven
En weldra zei ook Bruin vol vuur:
‘’t Was goede raat… en niet zo duur…’
MORAAL:
Men toont uit solidariteit
Tot offers zelden zich bereid.
Bij dieren is ’t al zeer bijzonder,
Bij mensen is het haast een wonder,
Vooral wanneer men moet bemerken:
Het zijn de zwakken, niet de sterken,
Die het besluit hebben genomen
Om voor de zwakken op te komen.