(Dit artikel werd ook gepubliceerd op Neerlandistiek.)
Dat we de spelling niet uitgelegd krijgen, komt vooral doordat leerlingen niet snappen wanneer welke regel van toepassing is. Je kunt leerlingen prima uitleggen dat een persoonsvorm soms een t krijgt en soms niet. Als je ze dan enkelvoudige zinnetjes voorlegt met gangbare werkwoorden en je zegt erbij dat het uitsluitend gaat om persoonsvormen in de tegenwoordige tijd, dan doen ze het goed.
Maar in een geval als ‘omdat zij de regels veronachtzaamt’ klappen ze dicht en gaan ze de meest bizarre dingen opschrijven. ‘Veronachtzamen’ is uiteraard geen gangbaar werkwoord. Wat dat doet in een puberbrein, snap ik niet, maar het wordt daar bij dit soort woorden een geweldige puinhoop. Om een of andere reden zijn leerlingen nauwelijks in staat om de regels strikt toe te passen op onbekende woorden. Een curriculum dat op de eerste plaats gericht is op kennis en woordenschat valt buiten het bestek van dit stukje, maar zou ook in het licht van het spellingonderwijs gewenst zijn.
Als er dan allerlei regels bijkomen, in combinatie met allerlei andere syntactische fenomenen, dan wordt het voor een leerling een kansloze missie. Desondanks zitten we voor je het weet in vakgroepvergaderingen en in lerarenkamers weer te jammeren van ‘het interesseert ze niet’. Om allerlei redenen treurig, ook omdat de kwestie van de hardnekkige spellingproblemen zo machtig interessant is. Een leerling die niet leert spellen fascineert. Begin daar eens mee.
Taalgevoel
Over die syntactische fenomenen kun je geweldig theoretisch gaan lopen doen, maar veel zinvoller lijkt het mij om gebruik te maken van ons ‘taalgevoel’. Terug naar het voorbeeld ‘omdat zij de regels veronachtzaamt’. Ik heb dat voorbeeld niet alleen gekozen vanwege het incourante werkwoord, maar ook omdat het een bijzin is met de persoonsvorm achteraan – leerlingen denken vaak ‘het woord staat achteraan, dus het is een voltooid deelwoord’- en bovendien gaat het om een werkwoord dat begint met het voorvoegsel ver-, voor leerlingen lastige gevallen. Toon leerlingen ‘kapstokzinnen’, zoals ‘terwijl hij gisteren nog op tijd was’ of ‘omdat ze graag naar Mozart luistert’. Laat ze dit patroontje aanwijzen in de oefenzinnen uit het boek. Nu kun je gaan oreren over voegwoorden, zinsdeelzinnen en wat niet al, maar laat dat voorlopig nog even zitten. Doe een beroep op het taalgevoel en leerlingen blijken nauwelijks moeite te hebben om dit patroontje te herkennen. Het is kinderlijk eenvoudig!
Als ik tegenwoordig oefeningen werkwoordspelling bespreek of toelicht, dan sta ik zeer uitvoerig stil bij het gedrag van werkwoorden, het gedrag van bijvoeglijke naamwoorden, het gedrag van sterke en zwakke werkwoorden, kortom, bij de vraag hoe taal werkt, zonder daarbij al te veel te theoretiseren: kijk en wees verwonderd! Pas als ik samen met de klas snap hoe een zin in elkaar zit, dan ga ik kijken naar de spellingregels, de syntaxis bewust achter mij latend, waarmee ik het werkgeheugen flink ontlast. Het ‘managen’ van het werkgeheugen is zoals hopelijk bekend een van de belangrijkste vaardigheden van een docent.
Nog wat voorbeelden? ‘Bedreigen’/bedriegen’, ‘beslissen/besluiten’, ‘Zij smeedden een plan/het gesmede ijzer’, ‘Dat wordt je nooit gevraagd’. Of denk aan homoniemen die ook de professionals er met gemak in kunnen laten tuinen, zeker onder tijdsdruk: verwachte/verwachtte/verwachtten/verwachten’, ‘word/wordt’, ‘bepaald/bepaalt’. Bij leerlingen leiden ze vaak tot totale verwarring en desoriëntatie. De grammaticale kennis is onbewust wel aanwezig, maar als je de spellingregels er ook nog bij gaat halen, dan wordt het gewoon veel te veel allemaal. Eerst doodkalm de fenomenen bestuderen, gebruik makend van royaal aanwezige taalkennis, zodat er rust in de tent komt. Eerst grammaticale rust, dan de regels, in die volgorde.
Formatief handelen
De didactiek van de werkwoordspelling leent zich voor docenten Nederlands bij uitstek voor het veelbesproken ‘formatieve handelen’. Daar leent alle onderwijs zich voor, maar in het geval van de werkwoordspelling is het toch allemaal wat behapbaarder. Formatief handelen is namelijk moeilijk en duidelijk iets voor ervaren docenten. Het komt er in het kort op neer dat je leerlingen op cruciale momenten in de les visueel kenbaar laat maken in hoeverre ze de les bijhouden, waarna de docent op grond van waarneming en interpretatie beslist hoe die verder gaat met de les.
Laten we vooral inzien dat de didactiek van de werkwoordspelling twee niveaus kent: een taalkundig niveau en een regelniveau. Die twee kunnen elkaar behoorlijk in de weg zitten: vaak komt de leerling niet toe aan de regels, omdat het taalkundig nog lang niet in orde is, waarna de leerling er maar een slag naar slaat. Laten we ons vooral gaan bekwamen in formatief handelen en laten we ophouden met leerlingen eindeloos so’tjes voor te leggen die niet meetellen, zoals op veel scholen constant gebeurt. Voor die fop-so’tjes, dat eindeloze prijsschieten, halen ze toch weer allemaal een 3 en dan weigeren we weer in te zien dat er kennelijk iets grandioos is fout gegaan in onze didactiek en dan begint het gefoeter weer: ‘Het interesseert ze niks!’ Zou het? Of we gaan ze aftrekpunten geven, terwijl ze regels duidelijk niet beheersen. Lekker ethisch.
Taalkunde en formatief handelen. Dat is de richting die ik de komende tijd ga inslaan. Ik hoop dat het de juiste is.