Een volmaakt honingseizoen verloopt als volgt. In april vliegen de bijen op de wilgen, de esdoorns en de fruitbomen. In de eerste week van mei wordt de honingkamer afgetankt met vooral meidoorn; die bloeit dan in ieder geval het meest opvallend en de bijen vliegen er graag op, alhoewel ik niet zeker weet of er ook veel nectar vanaf komt.
Dan neemt het tempo flink af. Rond die tijd gaat u doppen breken en dat is tevens een geschikt moment om de aprilhoning af te nemen. Vaak laat ik de nodige kantramen zitten, zodat ik niet hoef te voeren. Bovendien zijn ze niet altijd even mooi verzegeld. Die kantramen hang ik dan naar het midden. Eind mei kan het weer hard gaan op acacia, vuilboom en bramen bijvoorbeeld, maar er bloeit vast nog veel meer. Vervolgens neemt de natuur opnieuw wat gas terug, in afwachting van de lindebomen.
Linde
Bij mij zijn de eerste twee weken van juni nog rustig, alhoewel er allerlei lindebomen bloeien. Op dat moment kunnen mijn beste volken een tweede honingbak krijgen. Ik vind het praktisch en plezierig om de beste moeren ongeveer vanaf de derde week van april op te sluiten tussen twee roosters in de bovenbak: dan bouwen ze veel verse raat en dan stel je het zwermen flink uit. Hopelijk zien ze er helemaal van af. Zo nu en dan darrenbroed en soms wat werksterbroed naar de onderbak verhuizen, zodat de bijen bovenin ruimte behouden en er geen darren omkomen, omdat die niet naar buiten kunnen.
Het spreekt vanzelf dat buckfastbijen, of de F2’tjes of zelfs de F3’tjes, het eerst in aanmerking komen, gezien hun ijver en hun zwermtraagheid – met carnica heb ik weinig ervaring. Deze methode zou de bijen aansporen om veel honing op te slaan in de honingbakken. Ik krijg de indruk dat dat klopt.
Vooral de derde en vierde week van juni gaat het weer hard: in ijltempo kunnen de honingkamers van de beste volken vollopen. Met een beetje geluk heeft u begin juli twee behoorlijk gevulde honingbakken: één zit vol honing van vooral mei en de ander zit vol honing van juni. De eerste week van juli levert bij mij nooit honing op; de zilverlinden leveren geen of nauwelijks nectar.
Verschillen
Het verschil in smaak, kleur en viscositeit is opvallend. De meihoning is kruidig van smaak, donker van kleur en stroperig. Ik zou de smaak enigszins met de smaak van Franse kastanjehoning willen vergelijken. De junihoning daarentegen is citroenachtig, heldergeel van kleur en fris van smaak en is duidelijk dunner en vloeibaarder. De kenner zal onmiddellijk de eigenschappen van lindehoning herkennen. Mijn eerste bijenteeltleraar, Harrie Leeflang uit Eerbeek, vergeleek de lindehoningsmaak en -geur ooit oneerbiedig met ‘menthol’, maar hij had wel gelijk.
Deze kruidige en stroperige meihoning heb ik ook wel eens verkregen met volkjes die ik klein inwinterde, dus volkjes bijvoorbeeld uit een bevruchtingskastje, dat met engeltjesgeduld een nest voor de winter opbouwde, maar niet veel verder kwam dan een raatje of vier, vijf. Zoiets overleeft dan net de winter, blijft in april hopeloos achter bij de andere volken, moet je in april vaak een beetje voeren – of je moet er voerramen bij hangen -, is begin mei nog lang niet aan zwermen toe, maar haalt eind mei een wit verzegelde bak honing, terwijl de gesplitste volken zich nog staan op te maken voor de lindedracht.
Honing van mei en juni leent zich slecht voor crèmehoning, omdat die soorten langzaam versuikeren. De aprilhoning laat zich daarentegen prima enten en tot crèmehoning omtoveren. Zo beschikt u in juli met een beetje geluk over drie soorten honing: crème van april, dikke kruidige van mei, en dunne frisse van juni. Verkopen die hap; loopt als een trein. Bied uw klanten telkens de keuze tussen alle drie. Verdomd als het niet waar is, ze kopen dan vaak van alle drie een potje. Mei- en junihoning scheiden is blijkbaar ook heel goed voor de verkoop!