Darrenbroedige volken? O jee, zo vaak. Altijd in juni of nog later. Bruidsvlucht mislukt, tijdje niet naar omgekeken, bingo. Je herkent zo’n volk heel snel, doordat de bijen sloom zijn en geen enkel gedrag vertonen dat zou kunnen wijzen op samenwerking. Kasten met darrenbroedige volken lijken bovendien geweldige vluchthavens voor darren te zijn. Met tientallen tegelijk rennen ze over de kastwanden. Gek genoeg kan zo’n volk nog best nectar en stuifmeel halen; een blik op het vlieggat is zeker niet altijd doorslaggevend. En dan neem je er een raat uit die een beetje centraal in het nest hangt en dan weet je het zeker: vele eitjes in één cel. Darrenbroedige werksters dus.
Maar de moér kan ook darrenbroedig worden, zeggen ze. Dat zou zich vaak voordoen in de loop van de winter. In het najaar, zo gaat dan het verhaal, dan wil de moer nog wel eens vervangen worden door de bijen, terwijl er helemaal geen darren meer zijn om haar te bevruchten. De hele winter lang voelt het volk zich senang met de nieuwe moer, maar in het voorjaar begint de ellende, als de moer geen werksters wil produceren. Het zal wel. Ik had het nog nooit meegemaakt, terwijl ik jaarlijks toch best een paar volkjes uitwinter.
En toen kwam de eerste praktijkles van de ‘coronacursus’, waarover mijn vorige blogbericht ging. Ik toonde de cursisten de aanblik van een moerloos en darrenbroedig volk in het voorjaar. Daarbij rees vanzelf de vraag hoe ik dit dacht te gaan oplossen. Gewoon, vertelde ik, een moergoed volk van de thuisstand hierheen halen en de bijen uit het slechte volk afslaan in de kast van het nieuwe moergoede volk – het ging om lattenkasten.
Het probleem zou dan zijn dat je de darrenbroedige moer mee afslaat in de kast met het moergoede volk, waarna de slechte moer de goede kan doodsteken, zo beweerde een ervaren imker in het gezelschap, met lichte bezorgdheid. Ik deed het in het bijzijn van de cursisten af als theorie. Ik was bereid het risico te nemen, zo verkondigde ik zelfverzekerd. Ik had iets dergelijks nog nooit bij de hand gehad, niet waar?
Spijt
Maar toen ik thuis kwam realiseerde ik mij iets. Ik had veel regelmatig belegde werkstercellen gezien: keurig één eitje per cel, netjes in het midden. Zou het dan toch…?
’s Avonds een moergoede lattenkast in Dieren afgesloten en van een reisriem voorzien. Zondagochtend vroeg de kast naar de boomgaard gebracht waar de beginnerscursus plaatsvindt. Na de obligate paaswandeling met het hele gezin – gezellig in polonaise door Neêrlands parken en natuurgebieden, best gezellig eigenlijk – de darrenbroedige kast geopend en de bijen afgeslagen op het goede volk en toch maar de raten afgespeurd naar een moer.
Verrek, daar was ze! Blakend van gezondheid! Ik heb een foto van haar gemaakt (zie boven) en haar liefdevol de kop ingedrukt.